Ik daas maar door, dingen regelen, mailtjes versturen, tweeten, berichten plaatsen op fb, contact opnemen met persoon X en met persoon Y, herschrijven, verscheurd worden door twijfel (want is het wel goed genoeg, levert het wel genoeg op allemaal?) en ook nog verzinnen wat ik nu weer moet eten vanavond. Trekken, duwen, zuchten, steunen en kreunen.
Diepe ademteug. Kijk eens achterom.
Ik ben bijna halverwege de beklimming. Het is mooi weer. Nog een beetje fris voor 20 mei. Schapenwolkjes drijven voorbij. De blauwe lucht en de zon gluren tussen de wolken door.
Langs het pad dat ik heb beklommen zie ik nieuwe vrienden en tal van oude bekenden staan die me aanmoedigen. Bijzondere gebeurtenissen en stap voor stap ontstane herinneringen liggen her en der verspreid over de berghelling: rondfietsen op zoek naar locaties, wildvreemden bellen, elke keer weer die stoute schoenen aan. Ergens op een rotsblok zit ik samen met mijn vormgever achter de computer, puzzelen en nadenken, tegelijkertijd hetzelfde idee krijgen. Over en weer kletsen met mijn tekstredacteur, samen een museum pakken voordat we aan de grote bespreking beginnen. Bij een bergmeertje liggen de opnames van een boektrailer nog na te genieten, mensen in kostuum verzameld in de woonkamer, samen lachen ondanks de kou. En meer recent, ergens in een donkere grot in Amsterdam west foto’s maken voor het boekomslag. Allemaal ontstaan dankzij die ene droom, die ene vonk, dat magische moment dat me vertelde om te gaan zitten en schrijven.
Ik ga zitten, pak mijn bammetje uit mijn rugzak en geniet van het uitzicht.